Scheyvenhof en haar bewoners op het Laemengoet

Scheyvenhof en haar bewoners op het Laemengoet.

De buren en de buurt van de familie Aletten.

Inleiding

Als we alle stukken van de familie Aletten van Reynershof op het Maxet doornemen dan zien we een grote verwevenheid met de familie Scheyven. Als buren hadden ze vanzelf nauw contact, maar ook in de verdere sociale omgang waren ze veel bij elkaar betrokken. Daarmee zijn de geschiedenissen van deze twee families, en hun boerderijen, Scheyvenhof en Reynershof nauw met elkaar verbonden.

Om de geschiedenis van de familie Aletten beter te kunnen begrijpen heb ik daarom op deze pagina de geschiedenis van deze familie Scheyven in beeld gebracht en die van hun boerderij, Scheyvenhof.


Ik heb daartoe een beknopte genealogie van de familie Scheyven op het Maxet opgesteld. Daarna heb ik deze gelegd langs die van de familie Aletten. Op deze manier is eenvoudig te zien welke Alettens, en Reyners', in het verleden te maken hadden met welke Scheyvens, en welke rol zij chronologisch en afzonderlijk speelden in het maatschappelijk leven in Heythuysen.
Daarna heb ik de geschiedenis van hun boerderij, Scheyvenhof in beeld gebracht. Zodanig dat die te vergelijken is met de geschiedenis van Reynershof, in het vorige hoofdstuk. De parallellen zal ik daarna bespreken.

Beknopte genealogie van de familie Scheyven

De familie Aletten speelt in de geschiedenis van de familie Reyners een rol in de periode ca 1550-1750. Over deze periode is de genealogie van de familie Scheyven ook voor ons van belang, door hun interactie met onze familie. Die periode breng ik hierna in beeld. Om de interactie met de familie Aletten/Reyners zichtbaar te maken in deze genealogie heb ik de betreffende namen van de familie Aletten c.q. Reyners
vet-cursief weergegeven.

Bij het onderzoek naar de familie Scheyven op Maxet heb ik gebruik gemaakt van de artikelen "La famille Scheyven de Heythuysen" van A.F. van Beurden (bron 1) en "De familie Scheijven" door Rens Scheijven (bron 2).
Ik constateerde dat in de genealogie van Van Beurden erg veel fouten zitten. Omdat Rens Scheijven in zíjn genealogie sterk leunt op deze bron, neemt hij de fouten mee over. Beide genealogieën heb ik terzijde gelegd als niet betrouwbaar. Daarna heb ik zelf op basis van primaire bronnen een eigen genealogie opgesteld voor het doel van mijn eigen onderzoek.  Deze volgt hier onder.


I
Jacobus (Jeuck of Jaeck) Scheijven, geb. ca <1588 (geschat), landbouwer op Scheyvenhof te Maxet, laatschepen der Laatbank Aldenhoven 1615, 1625, 1632, overl. na 1637 en voor 26 december 1642; tr. ca 1625 (geschat) Joanna (Jenneken) Scheyven, geb. ca 1595 (geschat). Bron 3. 
 
Uit het huwelijk Scheijven-Scheyven: 
1. Wilhelmus (Willem) Scheyven, geb. ca 1626 (geschat),
volgt II-1.
2. Petronella (Peetien) Scheyven alias Baetsen, geb. ca 1629 (geschat),
volgt II-2.
 
II-1.
Wilhelmus (Willem) Scheyven, geb. ca 1626 (geschat), landbouwer op Scheyvenhof te Maxet, laatschepen der Laatbank Aldenhoven 1680-1703, overl. Heythuysen 26 juli 1709; tr. waarschijnlijk te Heythuysen ca 1651 Joanna (Jenneken) Coolen alias Scheijven, geb. ca 1626 (geschat), overl. Heythuysen 20 augustus 1709. Bron 4.

Wilhelmus Scheyven is peetoom bij de doop van
Martinus Reijnaerts, ged. Heythuysen 5 december 1692, zoon van Henricus Engels alias Reijnders en Helena Houben; hij is daarna peetoom bij de doop van Cornelia Flipsen, ged. Grathem 25 juli 1698, dochter van Joannes Flipsen alias Philipsen en Maria Ingels alias Reiners.
Joanna Coolen is peettante bij de doop van
Henricus Engels alias Reijnders, ged. Heythuysen 14 maart 1660, zoon van Win Engels alias Reyners en Cornelia Aletten.
 
Uit het huwelijk Scheyven-Coolen:
1. Jacobus Scheyven, geb. ca 1652 (geschat), overl. Roggel 3 februari 1704; tr. Roggel 31 oktober 1683 (ingeschreven in Heythuysen)
Joanna Screurs, geb. ca 1653, overl. Roggel 6 april 1700, beiden wonende te Roggel. Zij was in eerste echt getrouwd met Willekens. Bron 5.
2. Petrus (Peter) Scheven, ged. Heythuysen 26 januari 1654 {peetouders: Dierck Raets,
Gun Coolen (echtgenote van Wilhelmus Aletten)}, volgt III-1.
3. Gertrudis Scheyven, ged. Heythuysen 12 maart 1656 {peetouders: Antonius Heynen, Maria in de Guts}, overl. na 1 februari 1701.
Zij is peettante bij de doop van Johannes Wilhelmus Flipsen, ged. Grathem 1 februari 1701, zoon van Joannes Flipsen alias Philipsen en
Maria Ingels alias Reiners. De andere peetouder is de baron de Kerckem.
4. Joanna (Jenne) Scheijven, ged. Heythuysen 12 januari 1659 {peetouders: Engelbert Custers, Maria Verstraelen},
begr. Heythuysen 22 juli 1713; tr. Heythuysen 13 juli 1683 {getuigen: Jacobus Scheyven, Gertrudis Scheyven}

Jacobus (Jeuck) Op gen Hof alias Sceyven
, geb. ca 1658, begr. Heythuysen 31 juli 1709. Uit dit huwelijk geen kinderen bekend.
Deze echtgenoten waren landbouwers op Scheyvenhof samen met het echtpaar Peter Scheven en Gertrudis Drenters.
5. Mathias Scheyvens, ged. Heythuysen 5 oktober 1661 {peetouder:
Winandus Ingels, Aelken Aletten}, overl. na 25 april 1667 en voor 10 augustus 1672.
6. Joannes Scheyven, ged. Heythuysen 16 februari 1664 {peetouders: Lem Vlaenders, Joanna op gen Horck}, overl. na
15 november 1725; tr. Heythuysen 7 november 1685 {getuige: Marie Antoinette Luyten}
Maria Sieben, geb. ca 1660 (geschat), overl. na 19 januari 1691. 
7. Hendricus Scheyven, ged. Heythuysen 25 april 1667 {peetouders: Lendert Winnen, Leonardus Loyen, Katrina Lensen}.
8. Mattias Scheyven, ged. Heythuysen 10 augustus 1672 {peetouders: Joannes Loijen, Margarita Pouls}.
 
II-2
Petronella (Peetien) Scheyven alias Baetsen, geb. ca 1629 (geschat), overl. na 4 februari 1689 en voor 22 juli 1699; tr. ca 1654 (geschat) Theodorus (Dierck) Baetsen alias Raedts, geb. ca 1629 (geschat), overl. Heythuysen 7 april 1681. Landbouwers op Baetsenhof of Ger Haegen te Maxet. Bron 6.
 
Uit het huwelijk Baetsen-Scheyven:
1. Jacobus Raets alias Baetsen, ged. Heythuysen 26 september 1655 {peetouders: Gielis Verstralen, Joanna Cares}, overl. na 1704; tr. Heythuysen 30 januari 1686 {getuigen: Antonius en Leonardus Luyten}
Cornelia Neys, geb. ca 1655 (geschat), overl. na 12 november 1704. Uit dit huwelijk acht kinderen. 
2. Gertrudis Raetz, ged. Heythuysen 30 september 1657 {peetouders: Joannes Lutten, Cristina Sheyvens}.
3. Petrus Raetz, ged. Heythuysen 26 oktober 1659 {peetouders: Goert van der Zanten, Maria Gubbels}. 
4. Theodorus Raetz, ged. Heythuysen 12 februari 1662 {peetouders:
Wynand Inghels, Neulle in de Bos}.
5. Jacobina Baetsen, Heythuysen ged. 25 oktober 1665 {peetouders: Leonardus Winnen, Joanna Scheyven (NB laatste betreft Joanna Scheyven-Coolen)}. Waarschijnlijk overleden voor 1 maart 1665.
6. Jacobina Radts, ged. Heythuysen 1 maart 1667 {peetouders: Jeucken Schooremans, Maria Verstraelen}. 
7. Hendericus Batsen alias Raedts, ged. Heythuysen 28 mei 1668 {peetouders: Godefridus vanden Schoor,
Nielisken Winnen}, overl. na 13 februari 1720.
 
III-1.
Petrus (Peter) Scheven, ged. Heythuysen 26 januari 1654 {peetouders: Dierck Raets, Gun Coolen}, landbouwer op Scheyvenhof vanaf 4 februari 1689, burgemeester van Heythuysen 1692,1693, overl. Heythuysen 6 maart 1712, opgeheven met het kruis; tr. Leveroy 3 augustus 1690 (ingeschreven in Heythuysen) Gertrudis Drenters, geb. Leveroy ca 1665, overl. na 13 april 1725. Bron 7.
 
Uit het huwelijk Scheven-Drenters:
1. Godefridus (Geurt) Sceyven, ged. Heythuysen 7 maart 1700, 
volgt IV-1.


IV-1.
Godefridus (Geurt) Sceyven, ged. Heythuysen 7 maart 1700 {peetouders: Godefridus Verkennis in plaats van Jacobus Sceijven, Joanna Drenters}, landbouwer op Scheyvenhof te Maxet, schepen van Heythuysen vanaf 1757, overl. Heythuysen 27 september 1767, begraven in de parochiekerk van Heythuysen; tr. Heythuysen 8 februari 1725 {getuigen: Hendricus Verstralen, Hendricus Luyten} Maria Verstraelen, ged. Heythuysen 7 december 1696 {peetouders: Johannes Kessels in plaats van Martinus van Kessel, Margareta Claessens in plaats van Helena Gommis}, overl. Heythuysen 6 november 1780, dochter van Johannes van Straelen en Martina Cloet. Bron 8.
 
Uit het huwelijk Sceyven-Verstraelen:
1. Petrus Sceijven, ged. Heythuysen 15 november 1725 {peetouders: Conrardus Neelen in plaats van Joannes Sceijven, Gertrudis Verstralen}, overl. voor 10 oktober 1734.
2. Johannes Scheyven, ged. Heythuysen 9 november 1727 {peetouders: Gerardus Assuerus Vanstralen, Leonora Backers in plaats van Catharina Drenters}, kapelaan te Roggel, pastoor te Nunhem vanaf 1765, overl. Nunhem 6 december 1803. 
3. Joanna Gertrudis Scheijven, ged. Heythuysen 27 december 1729 {peetouders: Conrardus Neelen in plaats van Joannes Kluyskens, Gertrudis Lambrechts in plaats van Eleonora Beckers}.
4. Martina Margareta Scheyven, ged. Heythuysen 25 april 1732 {peetouders: Conrardus Neelen, Maria van Straelen in plaats van Antonia Drenters}, overl. Heythuysen 8 maart 1777; tr. Heythuysen 12 mei 1756
Wilhelmus Sybertus Cuijpers, overl. Heythuysen 4 februari 1771. Uit dit huwelijk vijf kinderen. 
In zijn begraafinschrijving wordt vermeld 'vir probus et integer, een 'eerlijke en betrouwbare man'. 
5. Petrus Scheyven, ged. Heythuysen 10 oktober 1734 {peetouders: Conrardus Neelen in plaats van Petrus Vanstralen, pastoor in Meijel, Gertrudis Hulskens alias Vanstralen}, overl. Heythuysen 21 november 1734.
6. Petrus Wilhelmus Scheyven, ged. Heythuysen 24 november 1735 {peetouders: Conrardus Neelen in plaats van Theodorus Vanstralen, Maria Vanstralen},
volgt V-1.
7. Margaretha Scheyven, ged. Heythuysen 7 maart 1740 {peetouders: Henricus Vanstraelen in plaats van Theodorus Wackers, Maria Venmans in plaats van Gertrudis Coolen}, non in het klooster van de Norbertinessen Keizersbosch bij Neer. Geprofest op 12 januari 1766, als zr. Barbara Scheijven, aldaar in functie als procuratesse, overl. Heythuysen 9 oktober 1798.
Keizersbosch beschouwden de heren van Horne als hun familiekerk, velen van hen zijn daar in de kloosterkerk begraven.
 
In de relatie Scheyven-Verstraelen-van Horne is nog het volgende vermeldenswaardig.
De familie Scheyven was gelieerd met de familie van Straelen, zoals boven blijkt. Deze Verstraelens zaten in het landsbestuur van het graafschap van Horne en zaten aan tafel met de graaf. De Scheyvens zaten dus ook hoog op die ladder.  Zij hoorden maatschappelijk bij de hogere sociaal-economische klasse van die tijd. 
In 1703 werd er in Heythuysen een zeer groot huis gebouwd door de familie Scheyven. Hier ging men wonen. Zeker is dat de familie vanaf 1703 midden in het dorp Heythuysen woonde en er een pachter op Scheyvenhof zat, wellicht zelfs wat eerder. Eind 18
e eeuw of net begin 19e eeuw bouwde de familie Scheyven naast deze villa een grote boerderij die nu momenteel (2020) gerenoveerd wordt. Bron 9.
Bovenstaande betekent dat de vader van Geurt en burgemeester, Peter Scheyven, rond 1703 is vertrokken van de boerderij Scheyvenhof en in het dorp Heythuysen is gaan wonen.
 
V-1.
Petrus Wilhelmus Scheyven, ged. Heythuysen 24 november 1735 {peetouders: Conrardus Neelen in plaats van Theodorus Vanstralen, Maria Vanstralen}, schepen en secretaris van de schepenbank van Heythuysen (1763, 1783), laatschepen en secretaris van de laatbank Aldenhoven (1757, 1781, 1784), overl. na 13 juli 1784; tr. Helden 3 september 1765 Anna Elisabeth Winckens, geb. ca 1738, overl. Heythuysen 6 februari 1780, begraven in de parochiekerk van Heythuysen.
 
Uit het echtpaar Scheyven Winckens:
1. Maria Gertrudis Scheyven, ged. Heythuysen 15 juni 1766, overl. Heythuysen 22 maart 1771.
2. Johannes Godefridus Scheyven, ged. Heythuysen 14 september 1768 {peetouders: Wilhelmus Cuypers in plaats van de eerbiedwaardige abt Theodorus Jurgens, Maria van Stralen}, eerste reguliere kannunnik van St. Augustin in het klooster van St. Elisabethdal in Nunhem, pastoor in Goch (Dld), overl. Goch (Dld) 10 december 1823. 
3. Thomas Wilhelmus Scheyven, ged. Heythuysen, 19 april 1770, overl. Heythuysen 5 juni 1770. 
4. Petrus Thomas Scheyven, ged. Heythuysen 6 mei 1771,
volgt VI-1.
5. Henricus Wilhelmus Scheyven, ged. Heythuysen 10 juli 1773, bisschoppelijk commissaris, pastoor te Weert, decaan van de districten Weert en Achel, overl. Hasselt 28 juni 1840.
6. Theodorus Scheyven, ged. Heythuysen 3 juni 1775, docter in medicijnen te Roermond, overl. Roermond 30 augustus 1826; tr.
J.C. Clocquet. Geen kinderen uit dit huwelijk.
7. Gerard Assuerus Scheyven, ged. Heythuysen 4 juli 1777, overl. Heythuysen 19 oktober 1781.
 
Uit dit gezin is Petrus Thomas Scheyven (4.) de enige die kinderen krijgt.
 
VI-1
Petrus Thomas Scheyven, ged. Heythuysen 6 mei 1771, overl. Heythuysen 21 april 1820; tr. Maria Elisabeth Houben, geb. ca 1773, overl. na 1821. Uit dit gezin acht kinderen in de periode 1800-1815. Alleen de derde zoon, Johannes Godefridus Hubertus, krijgt nakomelingen (VII-1).
Petrus Thomas kreeg een bestuurderscarriere. Hij was schout van Beegden, Haelen en Nunhem, schout en burgemeester van Heythuysen 1809, lid van de raad van het arrondissement. 
Uit dit huwelijk acht kinderen. Belangrijkste wetenswaardigheden zijn:
 
Oudste zoon Petrus Wilhelmus Hubertus werd religieus,  pastoor van de St. Servaaskerk en decaan van Maastricht, kamerheer van zijne Heiligheid de Paus. Geridderd in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Derde zoon Johannes Godefridus Hubertus trouwde met Marie Anne Justine Roersch en samen kregen zijn vier kinderen. Hij kreeg een bestuurderscarriere, was lid van de kamer van vertegenwoordigers van België (parlementslid), procureur van de koning in Mechelen, hoofdgriffier van het Hof van Cassatie in België. 
Vierde zoon Gerardus Theodorus Hubertus werd religieus en vicaris in Weert.
Vijfde zoon Mathias Johannes Baptiste Hubertus werd gemeentesecretaris van Heythuysen maar overleed jong (25 jaar), ongehuwd en zonder nakomelingen.

De geschiedenis van Scheyvenhof op het Laemengoet

In deze paragraaf wil ik de ontwikkelingsgeschiedenis van de boerderij Scheyvenhof en het laatgoed Laemengoet waarop ze lag bespreken. Daartoe wil haar vermeldingen in de stukken op een chronologische volgorde doornemen. Daardoor ontstaat vanzelf haar verhaal en krijgen we inzicht in de ontwikkeling van de boerderij en haar bewoners.


De oudste informatie over wat later Scheyvenhof zal worden vinden we in het cijnsregister van de Laatbank Aldenhoven te Heythuysen. Zij beheerden voor het klooster St. Elisabethdal te Nunhem de cijnsplichtige grond.
Ik begin deze paragraaf met enkele termen die van belang zijn om de informatie hieronder te kunnen begrijpen.

Terminologie

In het verre verleden waren de boven bedoelde landbouwgronden, en de boerderijen daarop, eigendom van het klooster. Vaak verkregen door schenkingen en nalatenschappen van de heersers van weleer, die zodoende bij onze Lieve Heer een wit voetje probeerden te halen, om in de hemel te komen. De boeren daarop waren horigen en lijfeigenen die geen eigendom hadden en werkten in dienst van hun heer en later dus het klooster. Jaarlijks moesten zij een grondcijns betalen om op de grond te mogen werken voor hun kostwinning, betaald in natura als deel van de oogst, bijvoorbeeld als een aantal capuinen (gesneden haantjes) of malder (een oude inhoudsmaatmaat) rogge. Het ontvangen van cijns was een heerlijk recht. 
     Dit systeem werd het hofstelsel genoemd en is ontstaan na de val het Romeinse Rijk in ca 406 n. Chr. Het betalen van cijns is dus al zeer oud.
Tegen het einde van de Middeleeuwen zien we dat de relatie tussen de boer en zijn heer verschuift en steeds zakelijker wordt. De horigheid verdwijnt. Boeren kunnen grond in eigendom overnemen, maar blijven wel de cijns betalen als een soort "grondbelasting". En cijns wordt voortaan betaald in geld.
Met de komst  van "Napoléon" en afschaffing van het Ancien Régime wordt het cijns ontvangen, als recht van de heer, afgeschaft. Maar in feite kwam het door de achterdeur weer binnen, en werd daarna "pacht" of "erfpacht" genoemd. De onderliggende grond kon huurgrond zijn of eigendom, afhankelijk van wat er van te voren was gebeurd.

In het hofstelsel wordt de grond aan boeren ter beschikking gesteld ("gelaten") door een
laatheer. Dat kan een edelman/ bestuurder zijn of een klooster. De te betalen vergoeding om de grond te kunnen gebruiken heet cijns. De verplichting om jaarlijks cijns te betalen aan de heer heet cijnsplicht. De heer heeft het heerlijk recht van cijnsrecht, hij mag innen.
De boer die moet betalen heet
cijnsplichtige. De grond waarop deze plicht rust heet cijnsplichtige grond.
Het woord
cijns is afgeleid van het latijnse "census" wat "schatting" betekent, in deze context "schatting van vermogen" waarover een vergoeding moest worden betaald. Cijns is als woord verwant aan tzins of rente, wat ook vergoeding op vermogen is.

Als een cijnsplichtige grond had was hij "
helder", of cijnshouder van die grond. Als de grond overging naar een ander (de zoon bijvoorbeeld) dan werd die grond "opgehalden" door de nieuwe cijnshouder of helder. Voor nieuwe helder vond dan "verheffing" plaats tot helder, ook genoemd "relivement". De betreffende grond werd dan "gereliveert" op naam van ("op het hoofd van")  de nieuwe helder, en daarmee werd het recht van cijnshouder overgedragen, maar andersom erkende de nieuwe helder daarmee ook formeel zijn cijnsplichtigheid.

Het administreren van alle percelen en bijhorende cijnsen werd uitgevoerd door een
laatbank. Voor het klooster St. Elisabethsdal te Nunhem, waar wij hier mee te maken hebben, was dat in Heythuysen de Laatbank Aldenhoven. Er waren registers voor de inning van cijns, voor de overdrachten, voor de ophalding, voor verheffingen of relivementen en voor rechtsgedingen die hieruit voortvloeiden. Ook de inventarisatie van een individueel laatgoed, met de cijnshouder en de jaren waarin was betaald heet een "cijns".
Met deze termen in het achterhoofd kijken we nu naar onderstaande informatie uit deze registers.

Het begin

In 1612 werkt de prior van het klooster St. Elisabethsdal te Nunhem, Peter Steghmans, het cijnsregister bij, met terugwerkende kracht tot 1610. Op bladzijde 25 van dit register zien we voor het eerst een geografische omschrijving van de grond waarop de boerderij ligt die later Scheyvenhof wordt genoemd:

Fragment bladzijde 25, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven, 1610.

Transcriptie:

Jan Scheiffen van Laemen guit, seven capuin                                         
haldende omtrint iii½ bonre gelegen mitten                                                 
einre siden lanx dy heer straet ende mit der
anderer siden lanx Philipsen guit, inde mitten
anderer siden lanx Lemmen Geilen lant vor                                                 
sin doer.
 
Bron 10.

Deze eerste beschrijving spreekt van een "Laemen guit", of goed. Die naam komt later steeds terug. Op dat moment in 1610 was een Jan Scheiffen cijnsplichtig over het Laemen goed, en wel zeven capuin over ongeveer 3,5 bonre grond.
Het Laemen goed ligt langs het Lemmen Geilen lant. Het Lem Geilen goed is het laatgoed waarop Reynershof lag (bron 10). Laemengoed en Lem Geilen goed zijn buurgoederen, en Scheyvenhof en Reynershof buurboerderijen.

Een aantal jaren later, in 1633, start de Laatbank Aldenhoven een nieuw cijnsregister. Dit register bevat een cijns, nr. 48
(op blz. 12) opgesteld in 1637, met de opvolger van de boven behandelde cijns:

Fragment cijns 48, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven 1633-1683.

Transcriptie:

Nro. 48         Willem Scheyven heeft opgehalden den 26 xber 1642. In Bormans

                                                                                                                                            Nro. --- 1.

                       Jaeck Scheijven op Maxett van sijn goet op Maxett --- vii capuin,

                       huyss ende hoff met sijn lant over de heerstraet, groot omtrint achdehalff

                       boender, eener sijden lanx Jenken Hulskens lant, ter ander sijden Alitten goet,

                       utschytende op de heerstraet.

Bron 11.

De eerste regel is later toegevoegd, in 1642. In de oorspronkelijke cijns, opgesteld in 1637, is er sprake van dat Jaeck Scheijven van dit laatgoed 7 capuin moet opbrengen, gelijk aan het eerste fragment uit 1610. Inmiddels is het laatgoed achdehalf, oftewel 7,5, boender groot, 4 meer als boven. Het is groter geworden door grond "over de Heerstraet", dus aan de andere kant van deze weg.
Uit het vervolg blijkt dat er 4 boender is bijgekomen waarover twee anderen (Jan Gubbels en Jenken Baetzen) samen
3 capuin moeten inbrengen. Over de "eigen" grond van 3,5 boender moet hij nog  steeds 7 capuin opbrengen.
Uit de geografische omschrijving, hoe het goed ligt ten opzichte van zijn buren, blijkt dat het over dezelfde grond gaat als in de boven genoemde cijns uit 1610. "Lemmen Geilen lant" en "Alitten goet" zijn synoniemen voor dezelfde grond (bron 12). Het gaat hier weer over het Laemen goed. In 1642 heeft Willem Scheyven dit goed opgehalden en de cijnsplicht overgenomen.

In 1684 start de laatbank wederom een nieuw cijnsregister. Daarin treffen we de opvolger van bovenstaande cijns aan, weer genummerd 48 op fol. 28v:

Fragment cijns 48, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven 1684-1731.

Transcriptie:


48      Willem Scheijven seven capuyn van Laemengoet, huys hoff 
           en aenhanck genaemt Scheijvenhoff op Maxholt gelegen: met 
           noch een stuck lants groot seven en een half boener over die Heer-
           straet gelegen, ter eenre zijden langs Hulskenslant, ter andere 
           zijden Alettengoet. Sijnde alle laetgoet.    – 7 cap:

Bron 13.

Uit de omschrijving van de ligging blijkt dat het weer over hetzelfde goed gaat als in de registers 1633 en 1610. Er staat nu expliciet weer bij dat het over Laemengoed gaat, wat hier synoniem is voor Scheyvenhof.
Ook in deze cijns is opgenomen dat er grond is "over de Heerstraat" waarover twee anderen (nu Peetien Baetsen alias Scheijven, de zus van Willem Scheijven, en Grietje Gubbels, de dochter van Jan Gubbels) weer 3 capuin moeten inbrengen. De "eigen" cijns van Laemengoed is weer 7 capuin, net als in 1633 en in 1610.



Afstamming bij de familie Scheyven volgens de cijnsadministratie van de Laatbank Aldenhoven

In de administraties van de Laatbank Aldenhoven wordt ook vastgelegd wie cijnsplichten overneemt. Dat blijkt uit de cijnsen zelf, maar ook uit de gedane verheffingen en overdrachten. Voor de familie Scheyven kan hieruit een afstamming worden afgeleid, zie onder:

Fragment cijns 48, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven 1684-1731.

Transcriptie:

Willem Scheijven heeft den 26 december 1642, nae dooderhandt sijns 
vaders Jaeck Scheijven, dit laetgoet op sijnen hoofde gereliveert...

Bron 13.

In dit fragment staat expliciet vermeld dat: 1. Willem Scheijven de zoon is van Jaeck Scheijven, en 2. dat Willem de cijnsplicht van Laemengoed heeft overgenomen op 26 december 1642, na het overlijden van zijn vader.
In het fragment tevoren staat expliciet vermeld dat Peetien Baetsen alias Scheijven, de zus is van Willem Scheijven. Later bleek dat hiermee het gezin, op moeder na, compleet is.
Eén alinea verder staat de volgende overdracht:

Fragment cijns 48, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven 1684-1731.

                         .... Den 4 februarij 1689 heeft Willem voorschreven
Scheijvenhoff met die voorgemelde laetguederen overgedragen 
aen sijnen soon Peter Scheijven, en Jeuck in gen hooff sijnen schoonzoon...
 
Bron 13.

In dit fragment staat expliciet vermeld dat Willem Scheijven een zoon Peter Scheijven en een schoonzoon Jeuck in gen Hooff had. Beide samen nemen op 4 februari 1689 Scheyvenhof over van Willem Scheijven.
In mijn dossier heb ik ook de transportakte van deze overdracht. Hieruit blijkt dat "Willem Scheijven ende Jenneken Coolen, eheluyden, overdragen aan Peter Scheijven ende Jeuck vangen Hoeff, getrouwt met Jenne Scheijven".
Beide overnemers betalen samen voor Scheyvenhof 4000 guldens Weerter geldt (elk 2000 gulden). En daarnaast de voorwaarde dan zij Willem en Jenneken "tot hunnen sterfdaegh toe onderhouden van cost ende cleederen, vanden hoofde totten voeten, en daerbenevens noch jaerlijx uytvoederen vier oyen ende vier guste schaepen, ...tot hun profijt."

Na weer een aantal jaren cijnsverantwoording, 1689 tot 1708, staat de volgende overdracht vermeld in 1709:

Fragment cijns 48, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven 1684-1731.

Transcriptie:

...-1708 -nu / 1709 den 25 december / Geurt Scheijven
soon van Peter, sijnde soon van Willem Scheijven,
ende heeft betaelt 1709-1710-1711-1712-1713-1714...
 
Bron 13.

In dit fragment zien we drie generaties op rij: Geurt Scheijven, zoon van Peter Scheijven, zijnde de zoon van Willem Scheijven.
In het opheldingsregister zien we de, hierboven in de cijns ertussen gefrommelde overgang, uitgebreid gedocumenteerd:

Fragment opheldinge Geurdt Scheijven, soon van Peter Scheijven, 26 december 1709.

Transcriptie:
                                                                ...den eersamen Peter
Scheijven, heeft den selven, soo voor hem als sijne met-
consoorten opgehalden ende gereleveert op de hoofde van
sijnen soon Geurdt Scheijven, oudt ontrent thien jaeren,
Laemen goet, huys, hoff ende aenhanck, genaemt Scheyven-
hoff op Maxholt, gelegen met noch een stuck landts...

Bron 14.

In deze opheldinge staat vermeld dat Geurdt Scheijven, als jong menneke van 10 jaar, helder wordt als opvolger van zijn opa Willem Scheijven. Toen Peter Scheijven in 1689 Scheyvenhof overnam van Willem Scheijven werd hij wel eigenaar van het goed, maar vader Willem bleef de helder. Toen Willem op 26 juli 1709 overleed, is besloten om op 26 december 1709 niet zoon Peter Scheijven, maar kleinzoon Geurdt Scheijven helder te maken. Peter Scheijven overlijdt op 6 maart 1712, drie jaar later.

In de opvolgende cijns van Laemen goed uit 1728 zien we dit bevestigd:

Fragment cijns 43, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven 1728-1731.

Bron 15.

We zien bevestigd dat vóór Geurdt Scheijven Willem Scheijven helder was, niet de tussenliggende vader c.q.zoon Peter Scheijven. Geurdt wordt helder van een goed waar hij zelf (geboren 1700) maar tot 1703 heeft gewoond. Peter Scheyven en zijn gezin zijn omstreeks 1703 vertrokken van Scheyvenhof en in het dorp Heythuysen gaan wonen.

In 1730 maakt pastoor Linckens van Heythuysen een inventarisatie van zijn parochianen (bron 16).  Op dat moment woont Geurdt Scheyven en zijn gezin op het adres nr. 54 in de lijst van Linckens.
Op Scheyvenhof (gezin nr. 150 in de lijst) wonen op dat moment Henricus Voghels en Mathiola Ketelaers en hun gezin.
In 1766 maakt pastoor Geenen van Heythuysen een nieuwe inventarisatie (bron 17). Op dat moment wonen op Scheyvenhof (gezin nr. 110 in die lijst) Wilhelmus Pleunis en Margaretha Voegels en hun gezin.

De familie Scheyven woonde vanaf 1703 niet meer op Scheyvenhof, maar waren wel eigenaar en cijnsplichtigen van dat laatgoed en boerderij. Scheyvenhof werd vanaf dat moment verpacht. Volgens de censi van 1730 en 1766 aan de familie Voghels c.q. Pleunis.
De familie Scheyven bleef ook later eigenaar van die boerderij. In 1781 zien we een opvolgende verheffing voor dit laatgoed:

Fragment relivement Henricus Scheijven, soon van Petrus Wilhelmus Scheijven, 5 november 1781.


Bron 18.

Het betreft de zoon van Geurdt Scheijven, Petrus Wilhelmus Scheijven, volgens dit fragment medeschepen en secretaris van de Laatbank Aldenhoven. Hij releveert het cijnshouderschap van Scheyvenhof op het hoofd van zijn zoon Henricus Scheijven, toen ongeveer 8 jaar oud.

Samenvatting

Uit het voorgaande wordt duidelijk dat:
1.Uit de opeenvolgende stukken van de Laatbank Aldenhoven er een bewijsbare afstamming van de familie Scheyven te maken is vanaf Jaeck Scheyven (overl. <26 december 1642) tot de boven genoemde Godefridus Scheyven. ook zijn nakomelingen Petrus Wilhelmus Scheyven en Henricus Scheyven komen in de stukken van de Laatbank Aldenhoven tegen. Die sluiten op dat moment volledig aan bij de DTB-informatie uit de kerkregisters.
2. Al deze opvolgende Scheyvens waren cijnshouders van Scheyvenhof, wat synoniem blijkt voor het Laemengoet.

Alleen van de eerste cijnshouder van Laemengoed, Jan Scheiffen, heb ik geen expliciete bevestiging kunnen vinden dat hij de vader is van Jaeck Scheyven. Of is hij een ander familielid?
Uit de logica van het bovenstaande lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat in de lange rij van vader-zoon-opvolging bij dit cijnshouderschap Jan Scheiffen de vader is van Jaeck Scheyven.

In onderstaand schema heb ik de informatie uit dit thema kernachtig samengevat:

Bron 19.

In dit schema heb ik het volgende in beeld willen brengen:
1. Geheel rechts, in blauw, staat de boven genoemde opvolging in het cijnshouderschap van Laemengoed oftewel Scheyvenhof. Hieruit kunnen we Scheyvenhof terug traceren tot in 1610, bij Jan Scheiffen.
2. In het midden staat de bewijsbare afstamming uit de DTB-registers (in geel) en waar deze ophouden, een aanvulling met de bewijsbare afstamming uit de cijnsregisters van de Laatbank Aldenhoven (in blauw). Waar ze elkaar overlappen  blijken de DTB-registers en cijnsen in overeenstemming met elkaar.
3. Geheel links de bewijsbare afstamming van de familie Aletten/Reyners. Het recentste gedeelte uit de DTB-registers (in geel), daarvoor, in de tijd op Maxet, aangevuld met de bewijsbare afstamming uit de cijnsregisters (in blauw), en daarvoor in de periode in Nederweert aangevuld met de bewijsbare afstamming uit de schepenbankregisters van Nederweert (in rood) in combinatie met de DTB-registers van Nederweert, die teruggaan tot 1562 (trouwen) en 1569 (dopen).

Het schema duidt er ook  dat in de periode 1550-1650 de families Verborch/Aletten en Scheyven zich in dezelfde sociaal-economische bovenlaag van de samenlevingen van Nederweert en Heythuysen bevonden. Beide hadden bestuursfuncties als burgemeester, schepen van de schepenbank en laatschepen van de laatbank, welke in die tijd zeker een hoge status betekenden.
Burgemeesters hadden in het Ancien Régime een andere taak dan de huidige ambtenaren-burgemeesters. Voor een toelichting daarop zie de pagina van Win Verborch, burgemeester in Nederweert in 1594.

Bij de familie Aletten en later Reyners zien we deze bestuursfuncties langzaam verdwijnen. Zij hielden zich vooral bezig met landbouw.
Bij de familie Scheyven neemt de verantwoordelijkheid van de bestuursfunctie over de generaties heen steeds meer toe.
Totdat uiteindelijk de landbouw in hun dagelijks leven verdwijnt en ze de boerderij verpachten.

De buurt van Reynershof en Scheyvenhof

"Heemkunde Leivere" heeft de omgeving van Scheyvenhof en Reynershof in een landkaart in beeld gebracht. Zo kunnen we zien hoe alle boerderijen ten opzichte van elkaar lagen. Hieronder van die kaart een uitsnede van de directe omgeving van Reynershof en Scheyvenhof (huidig Scheyvenhofweg). Zo zag de "buurt" van Reynershof en Scheyvenhof er vroeger uit. Het kaartje bevestigt dat Reynershof en Scheyvenhof buurboerderijen waren.

Legenda (v.l.n.r. en boven naar onder): Gu: Gubbels, G: Greeten, S: Scheyvenhof, R: Reynershof, W: Winnen, L: Lemmen, B: Boats of Ger Haegen goet, P: Plicht Pierre, V: Verkoelen.

Bron 20.

In 1618 zien we een andere bevestiging hiervan, als Jeuck Scheven getuige is bij een verklaring die de op zijn sterfbed liggende Reyner Aletten, in zijn functie als schepen van Heythuysen, aflegt voor presbiter Quiten. Dat was de priester en pastoor van de toen nieuwe parochie Leveroy.

Hij begint de getuigenis met het noteren van de getuigen:

Fragmenten uit de getuigenis van Reyner Aletten, 14 augustus 1618. 

Transscriptie:
 
…dat op huyden den vierthienden
augusti 1618 voor my,…
…Jeuck Scheven, Jan Gubbels
als naburen, …
 
Bron 21.

Op het kaartje boven kunnen we zien dat dat inderdaad de buurman en een overbuurman van Reyner Aletten waren.

Uit de geschiedenis van Reynershof (zie de webpagina van die boerderij) blijkt dat in 1969 deze boerderij is afgebroken. Het perceel waar ze op ligt, is toegevoegd aan Scheyvenhof (het perceel met de R, rechts van Scheyvenhof). Op dat moment is Reynershof opgegaan in Scheyvenhof.


Bronnen

1.  "La famille Scheyven de Heythuysen", A.F. van Beurden, Limburgs Jaarboek van "Limburg", provinciaal
      genootschap voor Geschiedkundige Wetenschappen en Kunst, VII, derde aflevering, 1901.

2.  "De familie Scheijven", door Rens Scheijven, november 2004, op de website van Heemkunde Leivere. 3
3.  Notitie inzake de genealogie van Jacobus (Jaeck) Scheijven en Joanna (Jenneken) Scheyven, Henk Reijnders,
      23-12-2020.
4.  Notitie inzake de genealogie van Wilhelmus Scheyven en Johanna Coolen, Henk Reijnders, 3-8-2020.
5.  Notitie inzake de genealogie van Jacobus Scheyven en Joanna Screurs, Henk Reijnders, 2-8-2020. 
6.  Notitie inzake de genealogie van Petronella Scheyven alias Baetsen en Dierck Baetsen alias Raedts, Henk Reijnders,
      13-12-2020. 
7.  Notitie inzake de genealogie van Petrus Scheven en Gertrudis Drenters, Henk Reijnders. 2-7-2020. 
8.  Notitie inzake de genealogie van Godefridus Sceyven en Maria Verstraelen, Henk Reijnders, 2-7-2020.
9.  Emailwisseling inzake familie Scheyven, Maxet met Arno Gubbels, 19-6-2020. 
10. RHCL, 14.D035 Archief Klooster St. Elisabethsdal te Nunhem, inv.nr. 148 A, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven
       1610- , blz. 25 van het document, onder de kop van “Peter Bocholt”, ongefolieerd.
11. RHCL, 14.D035 Archief Klooster Sint Elisabethsdal te Nunhem inv.nr. 148B, legger cijnzen Laatbank Aldenhoven
      1633-1683, blz. 12 nr. 48.
12. Chronologie met betrekking tot het Lem Gijlen goet, de Rijnbergh, Alettenhof; een analyse, Henk Reijnders,
       Ospel 5 februari 2021.
13. RHCL, 14.D035 Archief Klooster St Elisabethsdal te Nunhem, inv. nr. 149, legger cijnsen Laatbank Aldenhoven,
       1684-1731, fol. 28 v, cijns nr. 48.
14. RHCL 14.D035 Archief klooster St. Elisabethsdal, Nunhem, inv.nr 483, Opheldinge Geurdt Scheyven, zoon van
       Peter Scheyven, 26-12-1709.
15. RHCL, 14.D035 Archief Klooster Sint Elisabethsdal te Nunhem, inv.nr. 150, Legger cijnzen Laatbank Aldenhoven
       1728-1731, fol 57 r, nr. 43.
16. Census Parochiae de Heythuysen, anno 1730, Petro Francisco Linckens.
17. Enumeratio Animarum Parochiae de Heythuysen, anno 1766, curante Joannes Geenen.
18. RHCL 14.D035 Archief klooster St. Elisabethsdal, Nunhem, inv.nr 483, Relivement Henricus Scheijven, 5-11-1781.
19. Chronologie met betrekking tot het Laemengoet en Scyheyvenhof; een analyse, Henk Reijnders, Ospel 6-1-2022.
20. https://www.heemkunde-leivere.nl/boerderijen-2/
21. RHCL 01.063 archief graafschap Horn inv.nr 421 Bijlage civiele rol van Neer, dateert 1618.


Share by: